Impact peesblessures op prestaties en kwaliteit van leven onderschat

Tendinopathie

Jumper’s knee, pijn in de achillesbpees, liesklachten, tenniselleboog en zwemschouder. Zomaar vijf blessures waar behoorlijk veel sporters last van hebben. Veel meer dan in de officiële statistieken is terug te vinden, zegt hoogleraar sportgeneeskunde Hans Zwerver. “Deze blessures komen in veel registratiesystemen niet terug omdat het vaak geen acute blessures zijn. Vaak sporten mensen met klachten gewoon door. Maar de impact van deze blessures op de levenskwaliteit wordt enorm onderschat.”

Hans Zwerver kan het weten. Hij heeft zelf op hoog niveau gebasketbald en had tijdens zijn carrière last van een jumper’s knee, ook wel patellar tendinopathie genoemd. Als hoogleraar sportgeneeskunde doet hij onder andere onderzoek naar tendinopathie, de verzamelnaam van blessures die aanhoudende pijn in de pezen veroorzaken. “Tendinopathie is een massaal probleem. Onderzoek heeft uitgewezen dat van voormalig top-langeafstandslopers meer dan helft in hun leven last krijgt van tendinopathie in hun achillespezen. En in een huisartsenpraktijk van drieduizend patiënten hebben gemiddeld vijftig mensen last van een peesblessure in de onderste extremiteiten. Dat is net zoveel als mensen met artrose, maar er is maar weinig aandacht voor. ”Peesblessures worden ondergerapporteerd, geven vaak chronische symptomen en hebben (grote) impact op de prestatie, zowel van topsporters als van breedtesporters, zegt Hans. “De impact op de kwaliteit van leven wordt enorm onderschat. Dan heb ik het over de impact op zowel het algemeen dagelijks leven en het werk van mensen, als de impact op sport en sportprestatie”, zegt hij.

Pas bij een pees­blessure op met volledige rust. Dat leidt juist tot problemen

Wie is Hans Zwerver?

Hans Zwerver is sportarts bij het Sports Valley High Performance Medical Center in Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede en sinds 2017 hoogleraar Sportgeneeskunde aan het Universitair Medisch Centrum Groningen. Hij doet onder meer onderzoek naar tendinopathie en overbelastingsblessures en naar bewegen als medicijn. Hij studeerde geneeskunde aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. In 2000 rondde hij zijn opleiding tot sportarts af. In 2010 promoveerde Hans in Groningen op een proefschrift over patellar tendinopathie.

Wat doet een pees?

Voordat hij vertelt over wat er aan de hand is bij tendinopathie, legt Hans de functie van pezen in het lichaam nog eens uit. Een pees is bedoeld om kracht over te brengen van een spier op een bot, vertelt hij. “Gezonde pezen werken als een soort elastische veer. Er komen grote krachten op zo’n pees. Een pees past zich aan aan de belasting waar hij aan wordt blootgesteld. Door belasting kan een pees sterker worden omdat er meer collageen wordt aangemaakt.” Collageen is een basisbestanddeel van pezen. Bij de juiste belasting wordt collageen opgebouwd. “Maar als een pees op zijn donder krijgt, breek je die collageen juist af”, waarschuwt Hans. Als de belasting te groot is voor een pees, wordt hij reactief en bij onvoldoende herstel wordt de pees uiteindelijk degeneratief. Dan heeft hij niet meer de mooie strakke structuur en elastische eigenschappen van een gezonde pees. Ook in onderbelasting schuilt een gevaar. Ook dan gaat een pees achteruit. “Je moet bij een peesblessure dus oppassen met volledige rust. Dat leidt juist tot problemen”, vertelt hij.

Een deel van de patiënten ontwikkelt chronische pijn. Dat maakt behandeling nog lastiger

Complexe pathofysiologie

Schade aan pezen ontstaat heel geleidelijk. Pas na verloop van tijd gaat het pijn doen. “En zelfs dan nog kun je heel lang doorgaan met een beschadigde pees, waarbij sporters vaak pijnstillers gebruiken.” Ondertussen neemt de schade echter alleen maar toe. Wie wel rust neemt, ervaart minder pijn. “Maar vaak ontstaan binnen no-time weer klachten. Een deel van de patiënten ontwikkelt chronische pijn. Dat maakt behandeling nog lastiger”, zegt Hans.

Tendinopathie heef een complexe pathofysiologie. Er zijn verschillende theorieën, maar geen enkele geeft een volledige verklaring. Wat deze blessures nog lastiger te herkennen en te behandelen maakt, is dat lang niet iedereen met op een echo of MRI zichtbare afwijkingen aan de pezen ook daadwerkelijk pijn heeft, zegt Hans. Hij wijst op een onderzoek onder top volleyballers. Bij maar liefst tachtig procent werden afwijkingen in de pezen gevonden, maar ‘slechts’ veertig procent van de onderzochte spelers had ook echt last.

Mogelijke risicofactoren

Extrinsieke factoren:

•trainingsbelasting (onderzoek onder jonge topvolleyballers naar de kans op een jumper’s knee heeft aangetoond dat elk uur extra trainen een odds ratio van 1,7 heeft en elke extra gespeelde wedstrijdset per week een odds ratio van 3,8 heeft);
•techniek;
•materiaal;
•omstandigheden (weinig bewijs dat sporten op een zachte ondergrond beter is);
•dieet en medicijngebruik;
•teamgenoten;
•tegenstanders;
•druk van publiek en media;
•geld.

Intrinsieke factoren:

•leeftijd en geslacht (onderzoek onder jonge top volleyballers heeft aangetoond dat jongens drie keer zoveel risico lopen op een jumper’s knee als meisjes);
•genen;
•samenstelling van het lichaam (er zijn aanwijzingen dat overgewicht een risicofactor is);
•basis motorische karakteristieken;
•veranderingen in metabolisme en/of hormonale veranderingen (na de overgang zijn de pezen kwetsbaar der);
•eerdere blessures;
•peesafwijkingen;
•psychische staat.

Risicofactoren en preventie

Er zijn veel verschillende mogelijke risicofactoren voor tendinopathie (zie kader), maar voor weinig factoren is overtuigend wetenschappelijk bewijs gevonden. Dit gebrek aan bewijs voor mogelijke risicofactoren draagt ook bij aan het feit dat er nog maar weinig studies zijn gedaan naar preventieve maatregelen tegen tendinopathie. Hans vond er tien toen hij in 2016 een systematisch literatuuronderzoek deed. Uit het onderzoek kwamen slechts drie preventiemethodes die enig effect lieten zien: balans- en krachttraining, het dragen van steunzolen om schokken te absorberen en het gebruik van hormonen (oestro-genen) bij vrouwen na de overgang. Hans en zijn collega’s vonden geen bewijst dat rek- en strekoefeningen een positief effect hebben. Sterker nog, onderzoek onder ruim tweehonderd Deense topvoetballers heeft laten zien dat excentrisch trainen en stretching de kans op een peesblessure juist kan vergroten bij spelers die op een echo wel afwijkingen hebben in hun patellapees, maar geen klachten ervaren.

Tips

Toch heeft Hans wel een aantal tips om peesblessures proberen te voorkomen. Pezen haten verandering, zegt hij. “Bouw je programma daarom altijd rustig op. Start low, go slow. Het is belangrijk om je veer, de pees dus, eerst rustig aan sterker te maken. Daarna kun je sport specifieke belasting in je programma inbouwen. ”Ook is er na een peesblessure veel hersteltijd nodig. “Je moet de kracht van het nietsdoen niet onderschatten.” Die kracht werkt echter twee kanten op, waarschuwt hij. “Tijd nemen voor herstel is belangrijk, maar ga niet te lang helemaal stil zitten. Dan verzwakken de pezen juist. Zoek een goede balans tussen arbeid en rust.” Het allerbelangrijkste is volgens Hans om beginnende peesblessures tijdig op te sporen. Hoe langer een sporter met een peesblessure doorloopt, hoe moeizamer het herstel zal zijn. Hans: “Negeer kleine pijntjes niet. Het is juist dan belangrijk om de belasting terug te dringen.”

Er zijn nog maar weinig studies gedaan naar preventieve maatregelen tegen tendinopathie