Belangrijke taak voor masseurs om beknelde bekkenslagader tijdig te ontdekken

Ernstige blessure treft 1 op 5 profwielrenners en ook veel amateurs

Marianne Vos, Steven Kruiswijk en Annemiek van Vleuten. Het zijn slechts drie van de tientallen professionele wielrenners die de afgelopen jaren last hadden van een beknelde bekkenslagader. Een nare aandoening, die onbehandeld grote gevolgen kan hebben. “Met name bij amateurs wordt een beknelde bekkenslagader vaak gemist. Masseurs en soigneurs kunnen helpen de aandoening sneller te ontdekken. Hoe eerder je er erbij bent, hoe beter een beknelde bekkenslagader te behandelen is”, zegt Goof Schep.

Hij is sportarts in het Máxima Medisch Centrum (MMC) in Veldhoven en wereldwijd een van de weinige specialisten op het gebied van de beknelde bekkenslagader. Sporters uit binnen- en buitenland komen speciaal naar hem toe voor behandeling. “Dat zijn vooral wielrenners. Maar ook schaatsers, triatleten en enkele marathonlopers kunnen er last van krijgen.”

Wat is een beknelde bekkenslagader?

De bekkenslagaders (arteria iliaca) bevinden zich in de binnenbocht van de heup. De aorta splitst zich ter hoogte van de navel in een linker en rechter bekkenslagader. Die lopen door naar de dijbeenslagaders. Bekkenslagaders kunnen bekneld raken. Een profwielrenner maakt gemiddeld 8 miljoen heupbuigingen per jaar. “En ook nog eens in een diepe zithouding. Daar is ons lichaam niet voor gemaakt”, zegt Goof.

Op zich kan de bekkenslagader best wat verdragen, maar bij een deel van de mensen zit de bekkenslagader met een klein zijtakje vast aan de heupbuikspier. Bij iedere omwenteling die een wielrenner maakt, wordt er aan dat zijtakje getrokken en komt er een kort knikje in de bekkenslagader. Uiteindelijk kan dit tot een blijvende afknikking bij gebogen been leiden. En dat is een probleem. “Vergelijk het met een tuinslang. Als daar een knik in zit, komt er minder water uit.”

Door zo’n afknikking gaat er niet alleen minder bloed naar het been, ook de stroomsnelheid van het bloed neemt toe. Net als op een plek waar een rivier het smalst is. Ook daar stroomt het water het snelst. Dat zorgt voor een veel grotere mechanische belasting van het bloedvat. Bij mensen die hier gevoelig voor zijn, reageert het bloedvat met verlittekening. Dat veroorzaakt weer een verdere vernauwing”, legt Goof uit.

Ondertussen vragen de benen wel om bloed. In grote inspanning gaat er per minuut wel 10 tot 15 liter bloed door de benen van een profrenner. Dat lukt door de vernauwing en/of afknikking niet. Goof: “Ons lichaam is slim en past zich aan aan de omstandigheden. Bij een sporter wordt het bloedvat normalerwijs ook gezonder en wijder. Maar deze gezonde aanpassing kan doorschieten. Bij een deel van de mensen groeit z’n bloedvat ook sterk in de lengte. Dan ontstaat er soms een afknikking doordat het bloedvat veel te lang is geworden.” Vaak ziet Goof een combinatie van deze oorzaken.

Typisch klachtenpatroon

De wielrenner, of schaatser, triatleet of marathonloper, krijgt een heel typisch klachtenpatroon. Vaak aan één been, soms aan beide. Pijn, verzuring, kramp en het gevoel minder controle te hebben over het been zijn de klachten. Goof: “Het typische aan deze blessure is dat de klachten zich alleen voordoen bij zware inspanning en boven een bepaalde snelheid. Blijf je hard trappen, dan worden de klachten erger. Maar zodra iemand rustig gaat fietsen of lopen, verdwijnen de klachten binnen een minuut.”

Naast deze typische klachten hebben sporters ook vaak last van het niet-aangedane been of de rug. “Dit zijn dan overbelastingsklachten, omdat het andere been en de rug gaan compenseren voor het aangedane been. Een valkuil is dat deze klachten soms op de voorgrond komen te staan. Opmerkelijk is dat deze klachten vaak slechts tijdelijk overgaan na behandeling door de fysiotherapeut of masseur, terwijl de inspanningsgebonden klachten vrijwel altijd blijven bestaan”, zegt Goof.

De verschillende klachten maken een beknelde bekkenslagader lastig te herkennen, terwijl de typische primaire klachten op zich vrij duidelijk zijn. In de tijdige herkenning van de blessure ligt een belangrijke taak voor masseurs, zegt Goof. “Als een sporter vertelt dat die steeds bij hevige inspanning acuut last krijgt van kramp, verzuring en pijn in een of beide benen, en dat de klachten vrijwel direct over zijn bij het verminderen van de inspanning, moet er een belletje gaan rinkelen. Raad de sporter dan aan om de zelfcheck te doen.”

Masseurs en andere (para)medische begeleiders van sporters zijn bij uitstek de aangewezen personen om de blessure tijdig te herkennen. De huisarts van de sporter zal namelijk zeer waarschijnlijk niet denken aan een beknelde bekkenslagader. “Beknelde of vernauwde bekkenslagaders komen over het algemeen alleen voor bij oudere mensen met hart- en vaatziekten. Niet bij jonge, of relatief jonge, wielrenners die verder gezond zijn. Bovendien hebben oudere mensen met zogenaamde etalagebenen meestal al pijn bij wandelen, terwijl een wielrenner in een beginstadium vaak pas klachten heeft bij het fietsen op hoge snelheid. Een huisarts die de klachten van een wielrenner met een beknelde bekkenslagader aanhoort, heeft vaak geen idee omdat hij dit nooit eerder gezien heeft. Deze specifieke aandoening bij sporters komt ook niet in de opleiding voor”, zegt Goof.

Niet zelden hebben zijn patiënten dan ook al veel artsen, fysiotherapeuten en masseurs geraadpleegd voor ze bij Goof terechtkomen. “Gemiddeld hadden ze in het verleden meer dan vijf behandelaars gezien. De zelfcheck heeft dit verbeterd, maar er valt nog veel meer te winnen in de tijdige herkenning en doorverwijzing.”

Diagnose en behandeling

Sportarts Goof en een aantal vaatchirurgen in het MMC zijn de enige artsen in Nederland die een beknelde bekkenslagader bij sporters kunnen diagnosticeren en behandelen. Diagnose doen ze na een uitgebreide anamnese met een speciale fietstest, MRI- en echotechnieken die zijn ontwikkeld in samenwerking met de TU Eindhoven.

Welke sporters lopen risico?

Wielrenners vormen veruit de grootste patiëntengroep van sportarts Goof Schep. Maar hij ziet ook relatief veel schaatsers en triatleten, en een enkele marathonloper. Over het algemeen geldt: hoe meer omwentelingen de heup maakt en hoe dieper de zit, hoe groter het risico op een beknelde bekkenslagader. Ongeveer één op de vijf beroepsrenners krijgt last van deze blessure. Exacte cijfers zijn er niet, maar bij amateurs ligt dat cijfer zeer waarschijnlijk lager. “Simpelweg omdat zij minder trainen en dus minder omwentelingen maken. Maar omdat er natuurlijk veel meer amateurwielrenners zijn dan profs, gaat het wel om grote aantallen”, zegt Goof.

Op basis van 25 jaar onderzoek onder zijn patiënten heeft hij wel een beeld van wanneer een wielrenner in de risicogroep komt. Dat is sneller dan vaak gedacht. Al bij vijf jaar meer dan vijf uur per week op hoge inspanning fietsen ontstaat er risico op een beknelde bekkenslagader. Vanaf 75.000 kilometer moeten sporters en hun omgeving echt gespitst zijn op het klachtenpatroon. Er zijn veel amateurwielrenners die aan die aantallen komen.

ACHTERGROND – Rode vlag

Eén op de vijftig beknelde bekkenslagaders leidt tot een totale vaatafsluiting. “Van de ene op de andere dag zit het bloedvat dan helemaal dicht”, zegt Goof Schep. Met name fietsers die een lange zware tocht hebben gemaakt, zoals bijvoorbeeld La Marmotte, lopen een risico. Zeker als ze weinig hebben gedronken en vervolgens lang gaan zitten, vanwege bijvoorbeeld de terugreis. Goof: “Als iemand na zo’n inspanning vanuit het niets klachten krijgt, al tijdens wandelen, die snel zakken in rust, is dat een absolute rode vlag. Ook al ziet het been er in rust goed uit, de kans op een totale vaatafsluiting is aannemelijk. Zo iemand willen we dan binnen een week zien.”
De kans op afsterven van het been bij gezonde, getrainde sporters is klein, in tegenstelling tot bij oudere mensen, zegt Goof. Dat komt omdat bij een sporter de bloedvaten eromheen meestal net voldoende bloed in het been kunnen krijgen zodat het kan overleven. “Maar hoe langer je wacht, hoe ernstiger de situatie wordt en hoe moeilijker het is om het been met medicatie of een operatie weer helemaal goed te krijgen. Laat je sporter dus altijd meteen contact met ons opnemen”, zegt Goof.

Goof Schep: “Het is belangrijk dat sporters in een vroeg stadium bij ons komen. Masseurs kunnen daarbij helpen.”
“Er valt nog veel meer te winnen in de tijdige herkenning en doorverwijzing.”