Aanraking helpt tegen pijn. Dat concludeerde neuropsycholoog Larissa Meijer tijdens haar promotieonderzoek aan de Universiteit Utrecht. “Bovendien zijn er geen bijwerkingen”, vertelt ze. Inmiddels werkt ze aan vervolgonderzoek.
Neuropsycholoog Larissa Meijer onderzocht de effecten van CT-optimale aanraking op pijnbeleving. Deze langzame aanraking activeert zogenaamde C-tactiele vezels. Dit zijn bepaalde zenuwbanen die net onder de huid liggen. CT-optimale aanraking blokkeert pijnsignalen via het ruggenmerg en het brein. Haar onderzoek in het lab en onder patiënten met de ziekte van Parkinson toonde aan dat deze aanraking chronische pijn kan verminderen. De techniek kan mogelijk breed worden toegepast in de zorg, vooral gezien de laagdrempeligheid en het ontbreken van bijwerkingen. Larissa toonde ook aan dat deze aanraking effectief is tegen jeuk, wat mensen met chronische jeukproblemen kan helpen.
Larissa is altijd al geïnteresseerd geweest in pijn en pijnbeleving. Hoewel er al veel bekend is over hoe pijn verwerkt wordt in het brein, weten we ook nog heel veel niet. “Daardoor kunnen we veel pijn ook nog niet goed behandelen. Zo’n tien jaar geleden is in het buitenland labonderzoek gedaan naar de invloed van aanraking op pijn. Ik wilde graag kijken wat dit voor patiënten met chronische pijn zou kunnen betekenen.” Voor haar promotieonderzoek onderzocht ze daarom de invloed van een bepaalde aanraking, zogenaamde CT-optimale aanraking, op pijn die Parkinsonpatiënten ervaren. Larissa: “Chronische pijn komt veel voor bij mensen met Parkinson, maar dat is een onderbelicht probleem.”
“Het is een langzame manier van aanraken. Het wordt ook wel affectieve aanraking genoemd omdat het vaak als aangenaam wordt ervaren. Het is een soort zachte streling, met een snelheid van drie centimeter per seconde. We noemen het CT-optimale aanraking omdat je met deze aanraking bepaalde zenuwbanen in het lichaam activeert. Dit zijn de C-tactiele vezels, ook wel CT-vezels. Dit zijn aparte zenuwbanen die deze speciale aanraking verwerken. Dit is een ander tactielsysteem dan bijvoorbeeld het voelen van een vliegje op je huid wat meer gaat over het detecteren van iets op de huid. De CT-vezels zijn meer betrokken bij onze beleving van aanraking.”
Het CT-systeem interacteert op twee manieren met het pijnsysteem. De eerste manier is via het ruggenmerg. Zowel signalen op de huid als pijnsignalen komen binnen in het ruggenmerg. In dierstudies is aangetoond dat het pijnsignaal in het ruggenmerg grotendeels wordt geblokkeerd door het signaal van de aanraking. Het pijnsignaal kan dan niet verder via het ruggenmerg naar het brein. Daardoor beleeft iemand minder pijn. Het signaal wordt echter niet volledig geblokkeerd. De tweede interactie gebeurt in het brein. Bepaalde hersengebieden zijn heel belangrijk in het interpreteren van signalen die we binnenkrijgen in ons lichaam, waaronder pijn en aanraking. Een van die gebieden is de insula. Daar komen zowel de pijnsignalen binnen als de signalen van aanraking. Studies laten zien dat als een aanraking wordt gegeven op het moment dat iemand pijn heeft, de activatie van dat gebied wordt geremd. En je dus minder pijn ervaart.”
De zenuwuiteinden van de CT-vezels zitten op plekken waar de huid behaard is. Vooral in de armen en op de romp. Lange tijd werd gedacht dat dit komt omdat de zenuwuiteinden aan de haarzakjes vastzitten. Maar uit onderzoek met biopten blijkt dat dit niet het geval is. Ze zitten wel veel rondom de haarzakjes. In de handpalmen en de voeten zitten bijna geen CT-vezels. Daar is de aanraking dus ook niet effectief. Ook geldt: hoe verder van de romp, hoe minder zenuwuiteinden. Aanraking van de benen heeft daardoor veel minder effect dan aanraking van armen.”
Nee, dat maakt niet uit. Het gaat niet om hoeveel zichtbaar haar iemand heeft. We hebben allemaal haarzakjes, ook al zie je het haar niet altijd.”
Eerst hebben de deelnemers een week lang hun pijn gerapporteerd. We weten dat pijnbeleving behoorlijk kan fluctueren, dus we hebben eerst een nulmeting gedaan. Vervolgens kreeg de helft van de groep een week CT-optimale aanraking “Aanraking is ook los van pijnbeleving een heel belangrijk systeem dat van groot belang is voor de band met mensen om je heen” FOTO: SHUTTERSTOCK 30 en de andere helft een snellere aanraking. De week erna wisselde dat. Beide aanrakingen werden twee keer per dag, een kwartier lang gegeven door de partners van de patiënten en beide aanrakingen waren op de armen. De partners hebben we vooraf getraind.”
“We zagen dat beide aanrakingen over de hele week gezien effectief waren in het verminderen van pijn. We denken dat dit voornamelijk komt omdat de partner de aanraking heeft gegeven. We weten dat affectie invloed heeft op pijnbeleving. Ook een knuffel of een hand op je schouder hebben invloed. Daarom waren beide aanrakingen effectief, maar over het algemeen zorgde de CT-optimale aanraking voor de meeste pijnvermindering. We zagen wel grote verschillen tussen de deelnemers. Bij sommige mensen was de CT-optimale aanraking duidelijk veel effectiever en bij andere was het verschil een stuk kleiner. Waarom weten we niet. Dat gaan we in een vervolgstudie onderzoeken. Ik denk wel dat individuele verschillen er altijd zullen zijn. Dat heeft te maken met het type pijn en de oorsprong, en ook hoe mensen aanraking beleven. Dat is voor iedereen anders.”
“Ja, daarom hebben we deze patiënt ook apart beschreven in een casus. De chronische pijn is helemaal verdwenen en later ook niet meer teruggekomen nadat de aanrakingen waren gestopt. Naast dat het voor deze persoon natuurlijk heel fijn is, is dit resultaat voor ons als onderzoekers ook een uitzonderlijke bevinding. We hadden zo’n sterk effect niet verwacht. Deze persoon had neuropatische pijn, zenuwpijn. Vooraf hadden we juist gedacht dat het lastig zou zijn om mensen met deze pijn deel te laten nemen, omdat bij hen vaak aanraking zelf als gevoelig of zelfs pijnlijk wordt ervaren. Dan werkt aanraking natuurlijk averechts. Deze persoon vond de aanraking zeker niet prettig, maar ook niet pijnlijk. Hoewel dit een uitzondering is, zegt deze casus wel dat ook voor mensen met neuropatische pijn aanraking een effectieve vorm van pijnbestrijding kan zijn.”
“Met zogenaamde temporal summation of second pain [TSSP, red.] kun je een soort chronisch pijngevoel opwekken bij gezonde mensen. Dit kun je opwekken met een apparaat dat steeds warmte-impulsen geeft. De temperatuur wisselt. Daardoor krijg je een branderig, tintelend gevoel dat lijkt alsof je je koude handen onder een warme kraan houdt. Daarmee worden bepaalde zenuwbanen geactiveerd. Deze zijn bij mensen met chronische pijn overactief, waardoor ze continu pijnsignalen afgeven. De proefpersonen kregen de pijnsignalen in één arm.”
“Ten eerste of je de aanraking moet geven op de plek waar iemand pijn heeft. Uit eerder onderzoek kwamen wisselende resultaten naar voren. Proefpersonen kregen de aanraking zowel op de arm waar de pijn werd opgewekt als op de andere arm. We zagen in deze labstudie dat aanraking op beide plekken even effectief is. Dat is een belangrijk resultaat, want er zijn natuurlijk veel mensen die pijn hebben op plekken waar ze niet kunnen worden aangeraakt. Orgaanpijn bijvoorbeeld. Maar ook pijn op plekken waar minder of geen CT-vezels zitten kan zo worden verlicht.”
“Dat klopt. We weten uit onderzoek dat aandacht en affectie op zichzelf al invloed kunnen hebben op pijnbeleving. Net als huidcontact. In het lab gaf een voor de deelnemer onbekend persoon daarom de aanrakingen. Niet met de hand, maar met een soort zachte make-upborstel. Hiermee voorkwamen we huidcontact. Het blijkt dat als je met zo’n borsteltje over de huid gaat, het CT-systeem ook wordt geactiveerd, met pijnvermindering als gevolg.”
“Dat klopt. We weten uit onderzoek dat aandacht en affectie op zichzelf al invloed kunnen hebben op pijnbeleving. Net als huidcontact. In het lab gaf een voor de deelnemer onbekend persoon daarom de aanrakingen. Niet met de hand, maar met een soort zachte make-upborstel. Hiermee voorkwamen we huidcontact. Het blijkt dat als je met zo’n borsteltje over de huid gaat, het CT-systeem ook wordt geactiveerd, met pijnvermindering als gevolg.”
“In principe wel. Baat het niet, dan schaadt het niet. Maar om het in de klinische praktijk in te zetten, hebben we meer bewijs nodig. Daarom willen we eerst deze studie afronden en publiceren. Daarna willen we CT-optimale aanraking als interventie behandelmogelijkheid naar buiten brengen. Het is een heel laagdrempelige behandeling zonder bijwerkingen. De vraag is wel hoe het praktisch kan worden ingezet. We weten dat er binnen de gezondheidszorg niet heel veel tijd is. Bovendien zagen we in de Parkinsonstudie dat het ideale moment op de dag per persoon verschillend is. Het zou daarom goed kunnen dat bijvoorbeeld partners of anderen in het netwerk van de patiënt kunnen worden getraind om de aanrakingen te geven.”
“Nee, helaas niet. Er zijn onderzoeken die laten zien dat het hersengebied dat wordt geactiveerd als iemand anders je aanraakt, juist deactiveert als je jezelf aanraakt. Je kunt jezelf ook niet kietelen, daar kun je het mee vergelijken. Je weet dan al wat je gaat doen, waardoor het effect weg is. Dat lijkt hier ook te spelen.”
“Zeker. Het is inderdaad niet te vergelijken met een massage, maar dat betekent niet dat masseurs dit niet zouden kunnen. Op termijn zouden we bijvoorbeeld een cursus kunnen ontwikkelen waarin we de techniek kunnen aanleren en ook ingaan op het onderzoek en de theorie. Ik kan me voorstellen dat masseurs dit interessant vinden.”
“Het is niet zo dat er nooit onderzoek naar aanraking is gedaan. Onze benadering, met de precieze snelheid van aanraking waarmee zenuwbanen worden geactiveerd en de invloed daarvan op pijnbeleving, is wel recent. Het klopt dat aanraking een basisbehoefte van de mens is. Dat hebben we in de coronatijd ook gezien. Mensen misten het enorm, met alle gevolgen van dien. In zuidelijke landen is aanraking veel meer in de cultuur verankerd. Hier zijn we toch wat afstandelijker. Dat is heel jammer, want aanraking is ook los van pijnbeleving een heel belangrijk systeem dat van groot belang is voor de band met mensen om je heen.”