''Goede contacten tussen artsen, fysiotherapeuten en sport(zorg)masseurs zijn goud waard''

Sportarts Rob Eijkelenboom (64) is een druk bezet man. Op de afdeling Sportgeneeskunde van het VieCuri Medisch Centrum in Venlo is hij een van de meest ervaren krachten en daarnaast is hij sinds 1998 actief als teamarts van de Nederlandse BMX-selectie. Daarnaast heeft Rob ook het diploma sportmassage op zak. Hij sluit niet uit dat er misschien nog een toekomst binnen de sportmassage in het verschiet ligt.

Wat kwam eerder, sportgeneeskunde of sportmassage?

“De sportgeneeskunde. Ik studeerde geneeskunde en studeerde in 1983 af. Ik wilde dolgraag sportarts worden, maar in die tijd was er nog geen echte opleiding. Daarom heb ik de huisartsopleiding gedaan en werkte ik een tijdje als huisarts. In 1996 startte ik alsnog met de specialisatie tot sportarts. Toen kwam ik ook in aanraking met sportmassage.”

Hoe is dat zo gelopen?

“Vanuit de universiteit werd er een cursus sportmassage aangeboden. Tijdens mijn derde jaar sportgeneeskunde heb ik die in de avonduren gevolgd. Ik vond het praktisch, want ik was vaak met de BMX’ers op stap. Het kwam best handig uit dat ik ook wist hoe ik de sporters kon masseren na een wedstrijd. Ik vond het bovendien leuk om erbij te doen.”

Wat maakt sportmassage zo interessant?

“Zelf heb ik aan atletiek gedaan. Qua niveau stelde het weinig voor, maar op de club hadden we een sportmasseur waar ik wekelijks heenging. Daardoor ontdekte ik de toegevoegde waarde van sportmassage. Ook volgde ik een trainerscursus atletiek. Als je in het ziekenhuis werkt, laat thuiskomt en ook nog eens regelmatig in het buitenland zit, ben je echter een waardeloze atletiektrainer. Wel leerde ik veel over bewegingspatronen, trainingsschema’s en dergelijke. Beide dragen bij aan de kennis, ervaring en handigheden in het doktersvak.

Een periode twijfelde ik of ik naast mijn werk als sportarts aan de slag wilde als sportmasseur. Toch is dat niet doorgegaan. Als sportarts is het lastig de twee werelden gescheiden te houden. Je bent en blijft dokter. Dat schakel je niet zomaar uit. Bovendien zou het gek zijn als ik patiënten zou doorverwijzen naar mijn eigen praktijk. Wel masseer ik af en toe bevriende sporters. Beroepsmatig doe ik er weinig mee. Misschien komt dat nog als ik met pensioen ben.”

''Het kwam best handig uit dat ik ook wist hoe ik de sporters kon masseren na een wedstrijd''

Wat is de meerwaarde van een sportmasseur?

In het ziekenhuis zie ik vaak alleen mensen die zijn doorverwezen door hun huisarts. Tegenwoordig gaan mensen eerst naar de fysio of sportmasseur. Patiënten vragen me vaak of het verstandig is om naar de sportmasseur te gaan. Ik vind dat een reuzeplan. Het zou mooi zijn als er nóg meer contact komt tussen alle partijen.”

''De sportmasseur is vaak de eerste die met een bepaalde klacht wordt geconfronteerd''

Hoe kan dat worden geregeld?

“Het is lastig daar een eenduidig antwoord op te geven. Vanuit de beroepsgroep is al vaker een poging gedaan nader tot elkaar te komen, maar dat blijkt moeilijk. Als sportarts heb ik een redelijk goed overzicht van de kennis en kunde van de (sport)fysiotherapeuten in onze directe omgeving, maar contacten met sportmasseurs zijn helaas erg beperkt. Dat terwijl de sportmasseur een belangrijke rol kan hebben in de keten van de sportgezondheidszorg. Mensen zijn soms met klachten naar de sportarts verwezen waarvan ik denk: dit had best via de fysio of sport(zorg)masseur gekund.

Jij hebt ervaring in beide werkgebieden, zie je dat als voordeel?

“Als ik klachten aan bijvoorbeeld de kuitspieren, dijbenen of hamstrings onderzoek, heb ik het idee dat ik wat heb aan mijn ervaring als masseur. Je kijkt er op een andere manier naar en soms levert dat juist de oplossing op. Als sportarts denk ik uiteraard heel erg vanuit bewegingsketens, maar de sportmasseur heeft meer gevoel voor hoe de spierspanning in die bewegingsketen verstoord is. Af en toe is het ook lastig. Ik herinner me van mijn sportmassage-examen dat ik bij het lichamelijk onderzoek direct minpunten scoorde omdat ik een paar stappen had overgeslagen. Ik keek te veel vanuit het oogpunt van de sportarts. Uiteindelijk heb ik het wel gehaald, maar je merkt op zo’n moment wel dat de twee werelden nauwelijks in één werkweek te combineren zijn.”

''Als ik meer tijd en afstand heb is sportmassage misschien leuk om erbij te doen''

Wat kunnen sportmasseurs en sportartsen van elkaar leren?

“Ik vind het lastig iets te benoemen, ook omdat ik toevallig wél beide kanten ken. De behandelingen zijn in beide functies heel anders en daarom sluit het misschien wel zo mooi op elkaar aan. Sportmasseurs hebben hun sporters vaak al meerdere malen behandeld en kunnen vanuit die ervaring in veel gevallen goed beoordelen of er sprake is van een simpel spierprobleem of iets waarvoor meer onderzoek nodig is. Dat is voor mij als sportarts waardevolle informatie.”

Zet je zelf weleens massage in bij patiënten in het ziekenhuis?

“Nee. Ik zou het natuurlijk wel kúnnen doen gezien mijn achtergrond en opleiding, maar vind dat niet mijn taak. In mijn werk als sportarts bij de BMX’ers kwam het in het verleden nog weleens voor dat ik de sporters ook masseerde. Dat was echter puur omdat we een klein medisch team hadden en ik toevallig de kennis en kunde heb.”

Hoe zie je je toekomst voor je?

“Als ik met pensioen ga, betekent dat niet dat ik direct stop als sportarts. Als ik meer tijd en afstand heb, is sportmassage misschien leuk om erbij te doen. Daarom zorg ik dat ik de bijscholingen volg om mijn licentie te behouden. Wat ik er in de toekomst mee wil doen, weet ik nog niet. Ik sluit niet uit dat ik ooit nog eens volop aan het masseren sla.”

''Het zou mooi zijn als er nog meer contact komt tussen alle partijen''